Het Dorp

Mijn roots liggen in een dorp, om precies te zijn in De Lier. Een klein (zo’n 12 duizend inwoners) dorp in de ‘glazenstad’ (door de grote hoeveelheid kassen) het Westland. Een sfeervol dorp, door de juiste verhouding kerken (minder) en kroegen (meer). De Lier heeft alles wat een echt dorp behoort te hebben: een hoog ons-kent-ons-gehalte, een te oude schoenmaker waar iedereen uit barmhartigheid nog steeds zijn sleutel laat bijmaken (maar waar niemand zijn schoenen meer durft te brengen omdat de lieve oude man geen hand meer voor ogen ziet), hardwerkende zielen van het type niet lullen maar poetsen, een eigen (niet altijd even intelligent klinkend) accent, stinkend rijke selfmade ondernemers, een dorpsgek, een kroegbaas die te diep in het glaasje kijkt, familienamen (die bij voorkeur ook gebruikt worden als roepnaam: ‘môgge Varekamp!’), een snackbar met een groepje (relatief onschuldige) hangjongeren, een park waar iedere tiener (en getrouwde man) wel eens stiekem heeft staan tongen, jonge moeders van begin twintig (die daar in tegenstelling tot hun stadse leeftijdsgenoten bewust voor hebben gekozen) en ‘het tuinpad van mijn vader’ (Wim Sonneveld – Het Dorp).

Een bekrompen gat

Ik heb mijn kleine, knusse dorp verafschuwd. WEG WEG WEG! Ik moest er niet aan denken om in dit ‘bekrompen gat’ vol met ‘simpele zielen’ te wonen. Ik wilde een wereldwijf worden, de wereld over reizen, mensen ontmoeten, creatieve dingen doen, grootse dromen najagen en vooral NIET IN DAT DORP zijn. Alles was beter dan dat, daar was ik van overtuigd. Maar waarom eigenlijk? Achteraf gezien is het misschien nog wel kortzichtiger om te denken dat je ‘beter’ bent als je de wereld over reist, culturen leert kennen (in plaats van een bakkie pleur drinkt met je buurman) en grote dromen najaagt (zonder eerst een degelijke spaarrekening op te bouwen).

Het zure-koppen-virus

Ik heb een aversie tegen dikke auto’s met mensen met dikke bankrekeningen erin, elektrische fietsen, uniseks windjacks, strak ingerichte huizen en trampolines in de achtertuin. Tegelijkertijd ben ik stik jaloers op de spaarrekeningen van deze groot-auto-bezitters en het gemak van deze luxe, degelijke, praktische en goedwerkende spullen. Ik vind alleen de weerslag die deze spullen heeft op mensen, niet leuk. De structuur en het georganiseerde van Nederland is bijzonder prettig, alleen de (meeste) mensen die hiermee in aanraking komen, raken besmet met het zure-koppen-virus. Als de AH niet snel een extra kassière regelt bij ‘drie in de rij kassa erbij’ staan die zure smoelen te zuchten of ze van een drieling moeten bevallen en het niet op tijd opzijgaan van die twee niet-elektrische fietsers (ja, ze bestaan!) is voor Henk en Truus in hun uniseks windjacks op de elektrische fiebel genoeg om een half uur te mopperen tijdens hun wekelijkse zondagochtendrondje door het Westland. En wat dacht je van die norse ik-doe-net-alsof-ik-je-niet-zie-grafbekken in de file? Ik krijg er spontaan het maagzuur van.

De Lier

Best of both worlds

Maar, wat is nou eigenlijk beter? Waar word ik meer gelukkig van? Ik kan moeilijk kiezen: een georganiseerd leven met degelijke, goedwerkende spullen en een dikke spaarrekening, maar met het risico het zure-koppen-virus op te lopen of een ongeorganiseerd leven met een pluk-de-dag-mentaliteit en lachende gezichten, maar met een schrale bankrekening en verrotte spullen? Ik heb besloten niet te kiezen, maar – zoals gebruikelijk –  voor de moeilijke weg te gaan. Best of both worlds. Ofwel, een ongeorganiseerd leven met een lach op mijn (niet zure) gezicht en een dikke bankrekening. Dat is mijn nieuwe plan A.  Een plan B heb ik overigens niet, want ik heb besloten dat A gewoon gaat werken (duh-huh).

Niets is wat het lijkt

Ik ben ondertussen weer van mijn dorp gaan houden. De Lier is zo slecht nog niet. De voorspelbaarheid waar ik vroeger een grafhekel aan had, heb ik nu omarmd als vertrouwd en de structuur die ik voorheen als saai bestempelde, dwingt mij nu tot rust in mijn chaotische kop. Bovenal ben ik vooral meer van mijn vrienden gaan houden: de ‘simpele zielen’ die elke keer weer klaar zitten in dezelfde kroeg, met dezelfde kroegbaas en die dezelfde gesprekken voeren. Er is niets veranderd. Althans, zo lijkt op het eerste gezicht, want niets is minder waar. Er worden ondertussen plannen bedacht, gezinnen gemaakt, bedrijven gebouwd en strategische samenwerkingen aangegaan. Alleen praten deze ‘niet lullen maar poetsers’ daar niet continu over en verkondigen ze hun grote dromen niet met blogs op Facebook. GEWOON DOEN is hun motto.

Ondertussen raaskal ik breeduit over grote dromen, woon ik op een tropisch eiland met een verrotte auto en boek ik een vakantie naar regenachtig Nederland. Terwijl mijn Westlandse vrienden stilzwijgend hun zakken vullen, in een dikke auto rijden en met hun dikke bankrekening op vakantie gaan naar een tropisch eiland.

Dus wie is hier nou eigenlijk een simpele ziel?

Tot de volgende…

 

Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *